Ik zit aan de keukentafel te kijken hoe de dochter puzzelt, als de geur van gras mij komt toegewaaid. Ik frons. Het is eind december en we zitten binnen. Gras is een geur die hier niet hoort. Ik spits mijn oren en hoor elders in huis de haardroger. Als ik de badkamer binnenkom, zie ik hoe mijn zoon met de haardroger in een emmer blaast. Een emmer vol gras. Ik stel de voor de hand liggende vraag.
"Ik heb gras geplukt voor de geitjes, maar het regent. Papa zegt dat ze liever droog gras eten."
Het houdt steek. Sinds we meer te weten zijn gekomen over de manier waarop onze zoon denkt en functioneert, begrijpen we dat ook dit pure logica is. Het heeft geen zin om hem de emmer met gras of de haardroger af te nemen. Hij heeft gewoon zijn eigen geweldige manier gevonden om zijn plan te doen slagen.
Er zijn veel moeilijke dagen, maar vandaag is er geen van. Later kijk ik van op de badrand toe hoe hij een manier zoekt om onder water met mij te praten. Hij experimenteert met zijn duikbril, een badeendje en een beker. Hij is gefascineerd door wat de luchtbellen met het geluid doen. De eerste twintig keer probeer ik hem duidelijk te maken dat ik - boven water - niet kan begrijpen wat hij onder water zegt, maar ik word vakkundig genegeerd en geef mijn protest op. Hij vraagt mij om tegen hem te praten als hij zich platdrukt op de bodem van het bad en constateert stomverbaasd dat hij mij wél begrijpt. Hij wil weten hoe dat komt en gebiedt zijn moederslaaf om Google te raadplegen. Ik probeer de enige uitleg die ik begrijp over geluidstrillingen en water zo helder mogelijk uit te leggen (bedankt, Wikikids), maar al gauw stelt hij zoveel vragen dat ik mij een verwarde blobvis voel naast een scherpzinnige dolfijn. Zijn nieuwsgierigheid is fantastisch, alleen soms wat nefast voor mijn zelfvertrouwen.
‘s Avonds, onderweg naar de grootouders, leest hij in de auto zijn nieuwjaarsbrief voor. Het is een heerlijke mix van wat voorgedrukte verzen en zijn eigen rijmelarij. De juffen weten ondertussen dat hij graag zijn zin doet, en wat hij dit jaar uit zijn mouw heeft geschud, is opnieuw verrukkelijk verrassend. Als we vragen of hij die brief zelf heeft geschreven, kijkt hij ons verbaasd aan. Wat denken wij, dat hij iemand anders zijn brieven laat schrijven? Zijn papa en ik wisselen een veelbetekenende blik. Juist, ja, we moeten herformuleren. Uiteraard heeft hij zelf de woorden op dat papier gezet. We stellen de juistere vraag: of hij die woorden allemaal zelf heeft bedacht? Nu begrijpt hij ons.
En zo hebben we op één dag weer drie nieuwe inzichten over het kind dat al meer dan acht jaar met ons samenleeft. We weten al langer dat er geen handleiding bestaat en dat het ook geen zin heeft om er zelf één te proberen schrijven. Elke dag is anders. Soms is er storm, maar vandaag scheen de zon. Vandaag waren wij de leerlingen en hij de professor. In de categorie ‘poepsimpele logica’ wordt hij vast en zeker Nobelprijswinnaar.
Comments