‘Laten we op skireis gaan’, dacht ik. ‘Dat worden prachtige gezinsherinneringen’, dacht ik.
Verkeerd gedacht.
De skivakantie was nochtans geen bevlieging. Al sinds mijn dochter zeven jaar geleden leerde stappen, droom ik ervan om haar op de latten te zien staan. Een zoon en een pandemie later was het dan eindelijk zover. Ik zag ons al met z’n vieren gezellig de berg afglijden, genietend van het uitzicht, met de zon op ons gezicht.
Tot zover de Instagramversie van mijn droom. De realiteit zag er ietsjes anders uit.
Het begint de zondagmorgen om vier uur. Een dakkoffer hebben we niet, eigen ski’s wel, dus op de achterbank: twee klaarwakkere kinderen met tussen hen in een paar vervaarlijk vooruitstekende ski’s. Geweldig idee om die latten de week voor ons vertrek binnen te doen voor onderhoud waardoor ze nu vlijmscherp liggen te blinken tussen mijn dochters linker- en mijn zoons rechterslaap.
Voor het vertrek was ons gezegd dat ons appartementje ‘aan de voet van de skilift’ lag. Toegegeven: aan een volwassen tempo met sneakers was het slechts vijf minuten wandelen naar de stoeltjeslift. Reality check numero due: kindervoeten in loodzware skibotten doen er vier keer zo lang over. Ah ja, want er moet worden gestruikeld, gehuild onder de te zware helm en geworsteld met de skilatten. Maar: moeder ziet de skilift naderen. De verlossing is nabij. Reality check numero tre: de skilift is voor mijn zoon wat een vrije val uit een vliegtuig voor mij is: horror. Ik probeer kalm te blijven onder zijn mantra ‘Mama, kunnen we hier doodvallen?’, ‘En hier?’, ‘Hier misschien?’. Het magnifieke uitzicht helpt.
Uiteindelijk kan ik hem afzetten bij zijn skigroep en vervoeg ik de mijne. De vrijheid lonkt. Ik hoop binnen drie uur terug te komen en twee stralende kindergezichtjes te zien.
Comments