Een tijdje geleden schreef ik u een brief waarin ik de overmatige aandacht voor leerachterstand in het onderwijs aankaartte en wees op de blinde vlek voor de leefachterstand. Blijkbaar was die brief herkenbaar voor veel leerkrachten en ouders, want niet alleen is die online al meer dan 79.000 keer gelezen, hij verscheen ook in De Standaard en De Morgen.
Graag wil ik daar toch eens op terugkomen. Ik kreeg een antwoord van uw kabinet, maar woorden zoals ‘een versnelde implementatie van de blended hulpverlening’ of ‘een gezonde scholenmethodiek’ wijzen voor mij slechts op een samenraapsel van onbegrijpelijke beleidsteksten. Dit is niet de ‘normalemensentaal’ die de leerkrachten in uw scholen hanteren. Dat gezegd zijnde: wanneer had u voor het laatst een gesprek met een leerkracht die dagelijks voor een klas jongvolwassenen staat? Heeft u de verhalen van de leerlingen al uit eerste hand gehoord?
Ik vind bijvoorbeeld dat u het verhaal van Lou moet horen. Nog voor de coronapandemie losbarstte, gingen Lou’s ouders uit elkaar. Om de één of andere reden zijn twee mensen die elkaar ooit graag zagen, elkaar zo erg beginnen haten dat ze enkel nog communiceren via hun kind. Lou moet brieven vol verwijten overbrengen en krijgt de boodschap om de andere ouder ervan te overtuigen de alimentatie te betalen. Als Lou bij de ene ouder iets leuks doet, wil de andere ouder daar vooral niets over horen. De mama rouwt door zich in het werk te storten, de papa heeft na één jaar tijd een nieuwe vrouw en kind. Lou voelt zich nergens meer thuis.
Daar komen uw leerkrachten in beeld, mijnheer Weyts. Wij pikken redelijk snel op dat Lou stiller is dan anders. Misschien gaan de punten achteruit, maar we zien vooral minder oogcontact, hangende schouders, een lege blik. We spreken Lou aan. We plannen een wekelijks gesprek voor de komende maand, want Lou geeft aan ten einde raad te zijn. Alleen… in Lou’s klas zit ook nog Bo, wiens opa die bij hen inwoont vorige week een trombose kreeg. Er is ook Geza, cognitief sterk en ondertussen helemaal gedemotiveerd. Geza wist mij te vertellen dat Indy’s broer net is opgenomen in het ziekenhuis omwille van een eetstoornis.
Dit is géén uitzonderlijke klas. In de derde graad van mijn ASO-school zijn dit vier van de 62 leerlingen die momenteel bij de leerlingenbegeleiding langskomen. Tweeënzestig, dat is één vijfde van het totaal aantal leerlingen in ons vijfde en zesde middelbaar. Ook Luca is daar één van, een leerling uit het zesde jaar die zich zorgen maakt om het alcoholmisbruik van haar jongere zus. De vader van Misha (18) eist dat zijn zoon altijd zijn whereabouts doorgeeft en duikt op de meest onverwachte momenten op. Sam poetst het hele huis, Charlie werd aangerand op een fuif, Chi studeert elke dag tot middernacht…
Zei ik al dat we voor die leerlingenbegeleiding met twee leerkrachten zijn die daar elk twee uur per week voor betaald worden? Gelukkig moeten we niet elke leerling wekelijks spreken, want dat zou betekenen dat mijn collega en ik voor elke leerling drie minuten kunnen uittrekken. 62 leerlingen, twee leerkrachten, 100 minuten per week.
Deze situatie is niet enkel mijn situatie, het is een structureel probleem in het Vlaamse onderwijs. Deze verhalen tonen aan dat de coronacrisis niet de oorzaak is van de mentale problemen bij jongeren, maar dat ze wel die zorgen extra in de verf zet. Als er niets structureels verandert, laten wij jongeren afstuderen die tijdens cruciale ontwikkelingsjaren in de steek zijn gelaten. Niet alleen door de politiek, maar door de maatschappij en het onderwijs. Door mensen die wél zagen dat het niet ging, maar die geen tijd of geld hadden voor degelijke ondersteuning.
Mijnheer Weyts, dit is de perfecte opportuniteit om samen te werken met uw collega Volksgezondheid: u kan die wachtrijen in de geestelijke gezondheidszorg aanpakken door de jongeren op de schoolbanken beter te ondersteunen. Wees geen grijze politicus die de jeugd na de volgende verkiezingen alweer vergeten is.
Uw tijd om het verschil te maken is NU.
Comments